Loading...
 

1 Kronieken 29, 10-12

1 Kronieken 29, 10-12: David bidt

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 638)

Toen dankte David de Heer. Alle Israëlieten waren daarbij aanwezig.
David zei: ‘Heer, God van onze voorvader Jakob die de naam Israël gekregen heeft. Wij zijn u voor altijd dankbaar! U bent geweldig en machtig. U hebt alle macht, alle eer en alle kracht. Heer, u bent koning van de hele aarde, en u heerst over de hemel. Alles is van u!
U kunt mensen rijk en beroemd maken. U heerst over alles, want u hebt alle macht. U beslist wie sterk en machtig worden.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Terwijl iedereen het kon horen,
prees David God met de woorden:

‘Geprezen ben Jij, God,
God van onze voorvader Israël,
altijd en eeuwig.

God, Je bent groots en machtig,
vol luister, roem en majesteit.
Alles in de hemel en op aarde behoort Je toe.
Je bezit het koningschap en de heerschappij.
Roem en rijkdom zijn van Jou afkomstig,
Je heerst over alles.
In je hand liggen macht en kracht,
Je beslist wie groot en machtig is.’



Stilstaan bij ...

David
(= de geliefde)
De meeste geliefde koning van het joodse volk leefde zowat 1000 jaar voor Christus. Hij was dé grote koning van de joden. Zij herinneren zich zijn tijd als een gouden tijd: voor het eerst zwierf het volk niet meer, had het een vaste stek gevonden.
Lees meer …

Israël
(= hij strijdt met God)
Ten tijde van de koningen werd die naam gebruikt voor de nakomelingen (nl. Israëlieten) van Jakob.
Later werd Israël de naam voor het Noordrijk (tienstammenrijk), in onderscheid met het Zuidrijk dat Juda genoemd werd.
Israël wordt ook gebruikt voor heel het volk (twaalf stammen) en soms ook voor Juda alleen.